No matter what they take from me 

Deze column verscheen op 6 december 2019 op Buitenkunst.

De afgelopen week dacht ik extra veel na over de waarde van theater. Met alle treurigstemmende berichten over de opkomende cultuurbezuinigingen in Nederland en België, voelt het alsof ik me moet voor de onontkomelijke vraag: waarom zo belangrijk? Ik las tientallen artikelen en probeerde zo een arsenaal aan te leggen van argumenten en onderzoeksresultaten (‘kunst is goed voor je gezondheid, echt waar!’). Ik probeerde mezelf op te pompen, maar kwam niet verder dan stamelen. Ik merkte dat ik eraan twijfelde, die waarde, en dat ik me daar ontzettend voor schaamde.

Schaamte verhult vaak iets belangrijks. Dus ik ging erover nadenken, over die twijfel. Waar komt die vandaan? Ik keek om me heen. Ik zat al uren aan deze column te werken in mijn woonkamer. Ik zoomde uit, en zag: mijn werk als schrijver en theatermaker lijkt steeds meer op een ‘linkse hobby’. Ik doe het thuis en met vrienden in krakkemikkige repetitielokalen, met een stapel boeken en de Volkskrant op tafel, met plezier, en behoorlijk vaak: voor weinig of gratis.

In De meeste mensen deugen schrijft Rutger Bregman over een school in het Belgische plaatsje Bornem. Het was de zomer van 1999 en negen kinderen kregen mysterieuze ziekteverschijnselen. De leraren konden maar één verklaring bedenken: ze hadden in de pauze allemaal Coca Cola gedronken. Het nieuws verspreidde zich razendsnel van ouders naar lokale journalisten naar nationale kranten, en diezelfde avond nog werden miljoenen flesjes uit de Belgische schappen gehaald. Maar het was al te laat: in heel het land werden lijkbleke kinderen per ambulance afgevoerd. 

Na een paar weken kwamen de toxicologen uit het lab: er was niks te vinden in de colaflesjes. Geen pesticides. Geen ziekteverwekkers. Geen schadelijke metalen. Niks. Ook in het bloed van de patiënten werd geen chemische verklaring gevonden voor de heftige symptomen. Er was sprake geweest van een massale psychogene ziekte. Mensen waren ziek geworden van een idee.
Bregman noemt dit een nocebo, de negatieve tegenhanger van een placebo. Ideeën zijn niet onschadelijk: wat we geloven, wordt waar.

Ik denk en denk, en denk dat ik weet waarom ik me schaam. Het is ‘ze’ aan het lukken. De bezuinigingen op cultuur hebben niet alleen financiële gevolgen; ze vreten ook mijn hersenen aan. Het is een agressief ontmoedigingsbeleid, ideologisch van aard: ze geven het idee dat kunst een linkse hobby is, zonder grote waarde. Tegen dat idee moeten we ons harnassen. Want zodra we erin gaan geloven, wordt het waar. Dan stopt het maken, het verbeelden van andere realiteiten, het bevragen: alles dat kunst zo waardevol maakt. Whitney Houston zong: ‘No matter what they take from me, they can’t take away my dignity.’ Een vriendin zei: ‘Een volmondig “ja” voor kunst is een politieke daad.’



Mark